Er zijn twee redenen om nog door te rijden met gebroken ribben of wervels, maar niet meer door te rijden met een gebroken sleutelbeen.
De eerste reden is dat bij een sleutelbeenbreuk meestal direct duidelijk is dat het sleutelbeen is gebroken. Bij een gebroken rib of wervel is dat niet altijd duidelijk. De renner kan dan denken: "auw, dat doet flink pijn, ik zal wel een fikse kneuzing en een grote blauwe plek hebben". En dan "dus" maar doorrijden. Bij een gebroken sleutelbeen doe je dat niet omdat je ziet en voelt dat het sleutelbeen is gebroken.
De tweede reden is dat het sleutelbeen een belangrijke functie heeft in het stabiliseren van het schoudergewricht. Zonder de steun van het sleutelbeen functioneert het schoudergewricht niet goed meer. De wielrenner is juist sterk afhankelijk van het schoudergewricht: bij het fietsen, bij het aanzetten, bij het remmen, in een bocht: overal wordt het schoudergewricht belast. Zonder de steun van het sleutelbeen lukt dat niet meer.