Een zandafgraving is in het midden diep en aan de rand ondiep. Bij warm weer wordt het water aan de rand sneller warm, omdat het daar ondiep is.
Warm water is lichter dan koud water. Het warme water aan de rand van de plas verspreidt zich dus over de toplaag van de hele zandafgraving. Daardoor krijg je een stroming van de randen van de afgraving naar het midden.
Aan de randen komt, ter aanvulling van het wegstromende warme water, nieuw koud water langs de bodem omhoog. Dat water wordt verwarmd, waarna ook dat warme water langs het oppervlak naar het midden van de zandafgraving stroomt.
In het midden koelt het warme water af, en zakt het naar beneden.
Zo krijg je een continue stroming.
Ga je zwemmen, dan word je dus naar het midden van de zandafgraving getrokken. Is de stroming nog niet zo heel sterk, dan blijf je daar. Je kunt om hulp schreeuwen en hopen dat er snel genoeg een bootje aankomt om je te redden. Dat moet wel snel gebeuren, want daar in het midden is het water al veel kouder dan aan de warme rand.
Is de stroming sterker, dan word je niet alleen naar het midden getrokken, maar word je, zodra je daar bent, ook omlaag getrokken. Dan moet dat bootje wel heel snel zijn om je nog op te kunnen pikken.