IJskelders zijn in allemaal materialen en vormen gebouwd; van kuilen in de grond met hout bekleed, bouwwerkjes van hout of baksteen met rieten daken tot zeer geavanceerde ondergrondse kelders, waar zelfs ander voedsel in bewaard kon worden. De meest overgebleven soort is van baksteen met een koepel- of tongewelf. Het gewelf is ter isolatie afgedekt met aarde. Schaduwrijke bomen zijn erop of omheen geplant. De bakstenen muren zijn dik en eventuele spouwruimtes kunnen geïsoleerd zijn door turf. Via de ingang, aan de noordzijde gelegen, leidt een korte gang naar een deur die toegang geeft tot het gewelfde gedeelte. De deuren werken als een sluis om zoveel mogelijk de warmere buitenlucht buiten te sluiten. Kleine nisjes in de muren zijn mogelijk uitgespaard om verlichting in te kunnen plaatsen. Op de bodem liggen houten vlonders vanwege het smeltwater. Het smeltwater wordt via goten afgevoerd of verdwijnt direct in de grond, bijvoorbeeld in de zandlaag. Belangrijk voor een goede ijskelder is ook de afvoer van vochtige lucht via ventilatiegaten.
Behalve de rijken hadden vishandelaren en bakkers ook vaak gebouwtjes om ijs te bewaren. De bakkers hadden ijs nodig voor de koeling van roomijs en de vishandelaren vervoerden de vis tussen ijs. Voor de vishandelaren werden er in de 19de en 20ste eeuw ijspakhuisjes gebouwd. Deze gebouwen hadden dubbele of driedubbele muren, waarvan de tussenruimtes geïsoleerd waren met turfmolm. Ook werden er reeds bestaande gebouwen gebruikt om als ijskelder dienst te doen, bijvoorbeeld verdedigingsbouwwerken zoals bastions.
- Bronnen:
-
http://www.cultuurwijzer.nl/cultuurwijzer....