De vraagprijs van een produkt is altijd hoger dan de kostprijs. Waar komt die meerwaarde vandaan? Berekenen/ natte vinger?

De boer moet ook eten. Naast dat de retailer kosten heeft en moet eten en de supermarkt/groenteboer moet en kosten heeft.

die meerwaarde zit hem in het feit dat mensen niet voor niets doen..(dit kon je zelf ook bedenken)

Hoe meer tussenpersonen er zitten tussen het geproduceerde product en de consument, hoe meer mensen er aan moeten verdienen.
Als jij naar de boer gaat en daar je appel of je ei rechtstreeks koopt, dan is er geen tussenpersoon.
Maar lang niet iedereen kan dat.
Dus gaat het van de boer, naar een inkoopcombinatie, naar een supermarkt en dat is een langere en dus duurdere weg.
Sommige grote supermarktorganisaties, hebben eigen sinaasappelplantages in Spanje en zo kunnen ze de prijs lager houden. (AH bijv.)
Maar een kleine organisatie of een buurtwinkel kan daar niet aan beginnen, en hebben dus intermediairs nodig.
En denk niet dat e.e.a. met de "natte vinger" wordt berekend. Integendeel, er wordt heel scherp, tot op de cent, gecalculeerd.
In de kostprijs zitten alle onkosten, dus niet alleen wat het de boer kost om een appel te produceren.

Ik betaal meer voor een appel dan het kost om die appel te produceren, omdat ik hem dan op de hoek kan halen in plaats van zelf appels te produceren in de tijd die ik liever aan andere zaken besteed.

En vanuit het standpunt van de boer: als hij alleen maar uit de kosten zou komen, zou hij net zo goed géén appels kunnen produceren. En de vrachtwagenchauffeur zou net zo goed niet kunnen rijden als hij alleen uit de kosten komt, en de supermarkt zou net zo goed geen appels kunnen verkopen als die alleen uit de kosten komt.

En als al die mensen geen reden hebben om appels te produceren, vervoeren en verkopen, kan ik niet aan een appel komen tenzij ik zelf mijn appels produceer.

Maar omdat wat opgaat voor appels geldt voor alles, moet ik dan ook mijn eigen schapen houden, mijn eigen wol karen en spinnen, mijn eigen truien breien, mijn eigen katoen verbouwen, mijn eigen laminaat produceren, mijn eigen laptop bouwen nadat ik de onderdelen daarvoor heb geproduceerd, mijn eigen latexverf produceren om mijn muren mee te schilderen, mijn eigen ijzererts moeten delven en bewerken tot ijzer, mijn eigen glas moeten fabriceren om daar mijn eigen ruiten van te maken etc. etc. etc.

Minimum marge:
Stel dat een boer aardappelen verkoopt. Het kost hem per aardappel 5 cent om ze te maken en hij verkoopt 10.000 aardappels per maand. Als hij dan 500 euro wil verdienen zal hij ze voor 10 cent per stuk moeten verkopen. Dus wat je eraan wil verdienen (minimum marge) is uit te rekenen. Hoe meer je van iets verkoopt hoe lager de marge hoeft te zijn.

Maximum Marge: Stel nu dat iemand een ferrari verkoopt. De prijs daarvan is de kostprijs en de marge. Maar de marge zal hier veel hoger zijn dan de minimum marge. Een gedeelte van de charme is namelijk dat weinig mensen er 1 kunnen betalen. Dus als deze duurder is is dat goed voor het imago. Hier wordt dus een zo hoog mogelijke prijs voor gerekend (zonder dat het teveel verkopen kost)

Markt afhankelijk:
Als voorbeeld: Zonnebloemen worden veel verkocht in de zomer. Maar sommige weken zijn er 100.000 stuks voor verkoop en een week later zijn er 200.00 stuks. Elke week zijn er 150.000 nodig voor bloemstukken en dergelijke. Deze worden op de veiling verkocht. Wanneer je daar als inkoper zit weet je dat je aan het eind van de veiling genoeg zonnebloemen moet hebben. Als er 200.000 stuks zijn blijven er aan het eind van de dag nog 50.000 over. Dus je kunt de laagst mogelijk prijs bieden. Als er slechts 100.000 zijn zullen verschillende inkoper geen of niet genoeg zonnebloemen binnenhalen. En dus zul je meer moeten betalen dan iemand anders om toch je bloemen te krijgen. Dit heet marktwerking, (vraag en aanbod) en veel prijzen zijn hierop gebaseerd.

En het feit dat het niet voor de kostprijs verkocht wordt is natuurlijk omdat er op verdiend moet worden. De ondernemer/aandeelhouders willen ook geld verdienen en dat is winst/marge.

In drie woorden!

Vraag en aanbod!

Maar na die boer komt het vervoer, - groothandel, - winkelier en dan de consument.Tel uit je winst.