Uitgaand van Limperg:
de grootboekrekeningen hebben een nummer waarvan het eerste nummer aangeeft in welke rubriek die valt.
de 0 nummers:
Vaste activa (gebouwen, inventaris, andere bezittingen welke langer dan een jaar meegaan) en passiva (hypotheken en lange termijn leningen. Tevens de plaats waar ook het eigen vermogen genoemd wordt.
de 1 nummers : korte termijn vorderingen en schulden.Komen ook de liquide middelen (kas en bank nummers incl korte termijn financiering.
2 tussen rekeningen...vraagt meer uitleg dan hier ruimte is
3 Voorraden (handels voorraden en/of voorraden voor productie)
4 kosten rekeningen naar soort kosten.
8 opbrengst (omzet verkopen etc) rekeningen.
9 Winst en verlies rekeningen.
de 5,6 en 7 worden gebruikt bij grotere bedrijven en productiebedrijven om kostprijzen en kosten plaatsen vast te leggen. Zijn niet altijd in gebruik.
Voorbeelden....uit een lesboekje:
0100 bedrijfspand
0110 afschrijving op bedrijfspand
0200 inventaris/inrichting pand
0210 afschrijving op inv /inrichting
0500 eigen vermogen
0600 lening bank
1000 Kas
1100 bank rek courant
1200 giro rekening
1200 vorderingen op klanten (debiteuren)
1300 schulden aan leveranciers (crediteuren
1900 kruisposten (geld onderweg van bank naar bank of kas)..een tussen rekening
2000 ingehouden loonbelasting (is voorbeeld wat in deze rubriek kan)
2100 netto salaris te betalen
3000 voorraad
4000 salarissen
8000 omzet
9000 winst
9100 winsten/verliezen oude boekjaren
9100 bijzondere baten/lasten