Bron: © Canva. Extreem meer belastingen door NAVO-norm van 5 procent.
De NAVO heeft de lat flink hoger gelegd: lidstaten moeten maar liefst 5 procent van hun bruto binnenlands product (bbp) reserveren voor defensie. Voor Nederland betekent dit een ongekende financiële omslag, met ingrijpende gevolgen voor burgers en bedrijven.
Belastingen schieten omhoog
In juni hebben de NAVO-landen samen besloten om meer geld uit te geven aan defensie. De afspraak is dat elk land voortaan 5 procent van het bruto binnenlands product (bbp) aan het leger en defensie besteedt. Voor Nederland betekent dat ongeveer 20 miljard euro extra per jaar.
Om aan deze strenge NAVO-norm te voldoen, zal de overheid miljarden extra moeten uittrekken voor defensie. Dat geld moet ergens vandaan komen. De verwachting is dat de belastingdruk fors zal stijgen:
- Zorg, onderwijs en sociale voorzieningen komen onder druk te staan, omdat er bezuinigd moet worden om het defensiebudget te spekken.
- Lokale belastingen zoals de onroerendezaakbelasting (ozb) en motorrijtuigenbelasting zullen waarschijnlijk verder stijgen, omdat gemeenten en provincies minder geld uit Den Haag ontvangen.
- Inkomstenbelasting en btw kunnen omhoog gaan, waardoor de koopkracht van gezinnen en ondernemers verder afneemt.
Lees ook: Opleidingskeuze Amalia (bij defensie) werkt besmettelijk: studenten melden massaal aan.
De tekst gaat onder de video verder >>
De nieuwe #NAVO-norm verplicht lidstaten om 5% van hun bbp aan defensie-uitgaven te besteden. Meer geld erin, maar nauwelijks meer wapens eruit – simpelweg omdat die er niet zijn. Wat schaars is, wordt peperduur. Het militair-industrieel complex profiteert, en u draait op voor de… pic.twitter.com/shObrjJOK7
— Rob Roos 🇳🇱 (@Rob_Roos) June 25, 2025
Burgers voelen het in de portemonnee
De gevolgen zijn direct merkbaar: voorzieningen worden duurder of verdwijnen, terwijl de rekening steeds vaker bij de burger terechtkomt. Gezinnen moeten meer betalen voor dagelijkse uitgaven, terwijl de kwaliteit van publieke diensten achteruitgaat.
Politieke discussie laait op
Politici en belangenorganisaties luiden de noodklok. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) waarschuwt dat de lokale lasten onhoudbaar worden. Ook oppositiepartijen eisen dat het kabinet alternatieven onderzoekt en voorkomt dat essentiële voorzieningen verdwijnen.
Wat betekent dit voor jou?
Als Nederland de NAVO-norm van 5 procent doorvoert, is de kans groot dat je meer belasting gaat betalen en minder terugkrijgt van de overheid. De vraag is: hoe lang accepteren burgers deze koers, en welke alternatieven zijn er om defensie te versterken zonder de samenleving uit te kleden?
Waarom gebeurt dit?
De regering in Den Haag krijgt steeds meer macht en geld, terwijl gemeenten en provincies juist minder krijgen. Maar ze moeten wel meer doen. Dit zorgt voor problemen en spanningen in Nederland.
Wat is er aan de hand?
De regering heeft de afgelopen jaren veel geld uit het Gemeentefonds gehaald. Dit is een pot geld die eigenlijk bedoeld is voor gemeenten, zodat zij bijvoorbeeld zwembaden, bibliotheken en andere voorzieningen kunnen betalen. Door dit ‘graaien’ krijgen gemeenten vanaf 2026 veel minder geld van de overheid. Dit noemen we het ‘ravijnjaar’.
Provincies krijgen ook minder geld
Niet alleen gemeenten hebben minder geld, ook de provincies krijgen steeds minder van de overheid. Maar ze krijgen wel steeds meer taken, zoals zorgen voor de natuur, landbouw en water. Omdat ze te weinig geld krijgen, moeten provincies hun eigen belastingen verhogen. Vooral de belasting op auto’s (motorrijtuigenbelasting) zal omhoog gaan.
Gemeenten moeten het met minder geld redden
Omdat gemeenten minder geld krijgen, moeten ze op een andere manier geld binnenhalen. Dat doen ze door belastingen te verhogen, zoals de onroerendezaakbelasting (ozb) en soms ook toeristenbelasting of andere lokale belastingen. Sommige gemeenten moeten zelfs stoppen met voorzieningen, zoals het zwembad of de bibliotheek.
Lees ook: Welke belastingen betalen we in Nederland?
Welke provinciale belastingen gaan omhoog?
Provincies krijgen steeds minder geld van de landelijke overheid, maar ze moeten wel meer doen. Daarom moeten ze hun eigen belastingen verhogen. De belangrijkste provinciale belasting is de opcenten op de motorrijtuigenbelasting. Dit is een extra bedrag bovenop de gewone wegenbelasting dat je betaalt voor je auto, motor of ander voertuig. Hoeveel je betaalt, hangt af van het soort voertuig, de brandstof en het gewicht. Volgens een rapport van de Rijksuniversiteit Groningen gaat deze belasting de komende jaren het meest stijgen.
Andere provinciale belastingen die kunnen stijgen
Naast de motorrijtuigenbelasting kunnen provincies ook andere belastingen verhogen, zoals:
- Precariobelasting: Een belasting voor het gebruik van openbare grond, bijvoorbeeld als een bedrijf een terras op de stoep heeft.
- Grondwaterbeschermingsheffing: Een bijdrage voor het beschermen van het grondwater.
- Grondwaterheffing: Een belasting voor het onttrekken van grondwater, bijvoorbeeld door bedrijven.
- Nazorgheffing gesloten stortplaatsen: Een heffing om oude stortplaatsen veilig te houden.
- Ontgrondingenheffing: Een belasting voor het weghalen van grond, zand of klei.
- Heffing lijst der geldelijke regelingen: Verschillende kleine heffingen voor speciale regelingen.
Wat is er veranderd in 50 jaar?
- Gemeenten en provincies krijgen minder geld: Vroeger kregen gemeenten en provincies samen bijna de helft van al het belastinggeld. Nu is dat nog maar 1/5. Ze moeten dus hetzelfde (of meer) doen met veel minder geld.
- Meer taken, meer werk: Gemeenten en provincies moeten steeds meer regelen, zoals het onderhoud van wegen, zorg voor natuur en het organiseren van voorzieningen. Maar daarvoor krijgen ze niet genoeg geld.
- Gevolg: hogere belastingen voor inwoners: Omdat gemeenten en provincies minder geld krijgen, moeten ze hun eigen belastingen verhogen. Denk aan ozb, motorrijtuigenbelasting en toeristenbelasting. Zo proberen ze het gat te vullen.
- Rijk geeft meer uit aan zichzelf: De landelijke overheid (het Rijk) houdt nu veel meer geld zelf. Ze geven 25% meer uit dan 50 jaar geleden, vooral aan hun eigen ambtenaren en organisatie.
- Macht verschuift naar Den Haag: Vroeger mochten gemeenten en provincies veel zelf beslissen. Nu bepaalt Den Haag (de landelijke politiek) steeds meer, terwijl gemeenten en provincies minder te zeggen hebben.