Ga naar de inhoud

Deel 7 van Sarah’s spannende reisgeheimen: van Venetië naar Rome


Sarah, is een vrouw van in de veertig en lijkt het perfecte leven te hebben. Leuk huis, leuke man, goede baan. Alleen voelt ze zich alles behalve gelukkig. Ze is zichzelf in al die jaren verloren, en is eigenlijk nooit alleen geweest, omdat ze haar man op jonge leeftijd ontmoette. Na een gesprek met haar man besluit ze een jaar lang op reis te gaan om van de vrijheid te genieten, waar ze zó naar heeft verlangd. Ze mag een jaar lang alles doen wat ze wil, zodat ze daarna kan besluiten of ze wil scheiden of verder wil met het huwelijk. En dat leidt tot spannende, sexy avonturen.

Iedere week verschijnt er een nieuw reisverhaal van Sarah. Zij houdt ons op de hoogte van alles wat zij mee maakt. Heb je de vorige delen niet gelezen? Begin dan bij deel 1 van Sarah’s reisgeheimen.

Hoofdstuk 7 – Sarah onderweg van Venetië naar Rome

“Strani amori, mettono nei guai”, zing ik, ongetwijfeld afschuwelijk vals, terwijl ik over de Italiaanse autostrada raas in een knalgele Kever met open dak. Toen ik deze auto zag staan bij het autoverhuurcentrum in Venetië was het liefde op het eerste gezicht. De man die daar werkte waarschuwde me nog dat de auto wispelturig was en ik niet te hard kon rijden, maar dat maakte me niet uit. Ik zag mezelf al helemaal over de Toscaanse landweggetjes en olijfbomen toeren. Na mijn avonturen in de Venetië wist ik een ding zeker: uit dit heerlijke land wil ik nog niet weg. Het rustige tempo, het heerlijke eten, de prachtige natuur en vriendelijke mensen voelen als thuiskomen. En dus besloot ik voorlopig nog niet naar het volgende land op mijn lijstje te reizen, maar om richting het zuiden te rijden. In mijn knalgele Kever. Eerst naar Bologna, dan naar Florence, en als eindbestemming Rome: de in marmer beklede museumstad, waar de rijke historie je op iedere straathoek tegemoet komt. Mijn ouders kwamen er vroeger graag, mijn vader heeft mijn moeder zelfs ten huwelijk gevraagd op de Spaanse trappen. De liefde voor die stad heb ik van hen geërfd. Ik kan Italië niet verlaten zonder Rome te bezoeken. En dus rij ik snel verder in de zinderende zon, de radio aan, de koffer op de achterkant gebonden, en een grote zak druiven op de stoel naast me die ik net bij een boer langs de weg heb gekocht. De horizon tegemoet. En, beloof ik aan mezelf, even geen mannen.
 
Gelukzalig leun ik met mijn hoofd tegen de stenen zijkant van de brug boven de Arno, in het hart van Florence. Ik ben rozig van de hele dag wandelen door de hete binnenstad, en ik geniet van de afgekoelde avondlucht. Tegenover me staan straatmuzikanten die een vrolijk Italiaanse meezinger spelen onder het twinkelende licht van de straatlantaarns. Ik ken de woorden niet, maar de mensen om me heen zingen uit volle borst mee en een aantal stelletjes beginnen zelfs met elkaar te dansen. De sfeer is gemoedelijk en ik ben me zo bewust van hoe mooi en fijn dit moment is. Ook al ben ik hier alleen, ken ik niemand en heb ik al dagen geen woord gesproken behalve met de mensen in de hotels en restaurants, toch voel ik me meer verbonden dan ooit. Misschien ben ik meer verbonden met mezelf, en voelt het daarom minder alleen. Het is voor het eerst in mijn leven dat ik dingen voor mezelf doe. Ineens hoef ik niet meer te overleggen met Peter in welk hotel we gaan slapen, en kan ik kiezen voor die kleine, kneuterige locaties met kanten gordijntjes en houten bureaus waar Peter helemaal gek in zou worden. Ik kan op elk terras zitten zonder dat Peter en ik eerst een kwartier rondjes aan het lopen zijn omdat we het niet eens kunnen worden over de plek en het menu. Zelfs dat ik hier nu ben, ’s avonds laat, midden op de brug, had ik met Peter nooit gedaan. Hij had ’s avonds nooit zin om op pad te gaan en lag altijd op tijd in bed. Ik dacht dat ik dat ook wilde, maar nu twijfel ik. Welke gewoontes waren van mij, en welke waren eigenlijk die van Peter? Mijn gedachtestroom wordt onderbroken wanneer er ineens een uitgestoken hand voor mijn neus verschijnt, en een breed lachende, oude man met een volle bos grijs haar en een grote snor me aankijkt. “Le sere è per ballare!”, roept hij uit. In mijn hoofd vertaal ik het snel. De avond is om te dansen. Lachend pak ik de hand van de oude man aan en laat me meetrekken richting de andere dansende mensen. De man is duidelijk van een andere generatie dan ik en ik heb de stappen niet helemaal door, maar al stuntelend laat ik me door hem leiden. Ik schaam me een beetje voor mijn slechte danspassen, maar de oude man heeft er duidelijk geen last van en de lach verdwijnt geen moment van zijn getekende gezicht. Mensen aan de zijkant klappen op de maat van de muziek en voor ik het weet, draai ik een pirouette onder mijn arm, alle schaamte voorbij. Wanneer het nummer eindigt maakt de man tot mijn verrassing een diepe buiging, en lachend buig ik terug. “Grazie!”, bedank ik hem, voordat ik me weer bij de mensen aan de zijkant voeg, de glimlach nog breed op mijn gezicht. Nee, ik ga voorlopig nog niet naar mijn hotelkamer.

Het is een uur of twee ‘s nachts wanneer ik eindelijk mijn hotelkamer binnenstap, mijn voeten pijnlijk en zwaar van de lange dag, en mijn oren piepend van alle muziek. Ik kan niet wachten om in het grote bed neer te ploffen. Terwijl ik mijn spullen op het bureau langs de muur gooi, loop ik naar de telefoon die ik die ochtend op mijn nachtkastje heb achtergelaten, vastbesloten om zonder afleidingen van de dag te genieten. En raad eens? Ik heb het ding geen moment gemist. Ik kijk of ik nog berichten heb, en zie tot mijn grote verbazing dat ik drie gemiste oproepen van niemand minder dan Peter heb. Waarom heeft hij me gebeld? We zouden geen contact hebben in de tijd dat ik weg ben. Dat kan niet anders dan een noodgeval zijn, dan. Anders zou hij nooit zomaar bellen, en zo vaak. Ik check of hij een bericht heeft gestuurd, maar nee: alleen de gemiste oproepen staan tussen de meldingen. Ik zie dat de laatste oproep nog geen uur geleden is. Ik frons. Misschien is hij nog wakker. Ik druk op ‘terugbellen’ en hoor de lijn overgaan. Een keer, twee keer, en dan – “Sarah?”. Mijn hart maakt een sprongetje. Niet omdat ik  blij ben om hem weer te horen, het voelt eerder vreemd. Nu ik zijn stem weer hoor, realiseer ik me hoe weinig ik hem gemist heb. Meteen voel ik me schuldig.
“Peter? Waarom heb je me gebeld? Wat is er?”
“Ik wil dat je terugkomt, Sarah”, lalt Peter met zware stem. Meteen weet ik: hij is stomdronken. Peter, dronken! De laatste keer dat hij een biertje te veel op had was toen we een jaar of dertig waren en hij daarna vergat waar hij de auto geparkeerd had. Dat was meteen de laatste keer. Hoe kan hij nu ineens dronken zijn?
“We hebben afgesproken dat ik een jaar lang weg zou blijven. Zonder contact, behalve in absolute noodgevallen. Is dit een noodgeval?”, vraag ik ademloos.
“Verdomme, Sarah! Dit was mijn idee, jij wilde niet eens gaan. En nu kun je me niet eens te woord staan? Je eigen man?”
Ik haal diep adem. “Je bent dronken. Je gaat dingen zeggen waar je spijt van krijgt. We zouden allebei ontdekken of alleen zijn beter voor ons is, en ik ben nog geen maand weg. Ik begrijp het niet.”
Er klinkt gerommel aan de andere kant van de lijn, en het geluid alsof er iets valt. Peter vloekt. Ik wacht in stilte. Dan hoor ik Peter’s zware ademhaling weer in mijn oor. “Ik heb het al ontdekt. Ik kan niet zonder je, Saar.”
“Oh ja? En hoe heb je daarachter gekomen?”
Peter is even stil. “Ik heb met een andere vrouw geslapen. Vrouwen. Ik weet dat we alles mochten doen wat we wilden, en in het moment voelde het goed, maar–. Maar het voelt alsof ik iets verkeerds doe. Ik ben in de war. Je moet terugkomen”, ratelt hij maar door. Ik sluit mijn ogen, probeer te ontdekken of zijn woorden me iets doen. Maar niets. Helemaal niets. Net zoals dat ik enorm heb genoten van het ontdekken van andere mannen, doet het me weinig dat Peter dezelfde avonturen beleeft. Iets in me zegt me dat ik dit allemaal beter niet aan Peter kan opbiechten.
“Peter, het is goed dat je dit aan het ontdekken bent. Een jaar, dat is wat we onszelf hebben beloofd. We moeten sterk zijn”, vertel ik hem. Want ik wil ons leven samen ook niet meteen weggooien. Een leven waarin we misschien beiden onszelf niet waren, maar dat nog wel kunnen zijn. Ik wil mezelf dit jaar geven, en dan kijken wat er nog tussen Peter en mij bestaat. Zoals we hebben afgesproken.
“Je vindt het niet erg? Van de andere vrouwen?”, stamelt hij.
“Nee. We wisten dat dit ging gebeuren. Toch?”
“Ja, ik denk het”, geeft Peter twijfelend toe. 
“Wilde je dat van me horen? Dat ik er oké mee ben? Had je toestemming nodig?”
Weer is het even stil. En dan: “nee, maar… Ik wil je geen pijn doen. ” 
“Dat doe je niet. Ik beloof het je.” Ik hoop dat hij me niet naar mijn avonturen vraagt. Hij zal vast vermoedens hebben, maar of hij verwacht hoe compleet losgeslagen ik ben… Ik kijk naar mezelf in de spiegel die in mijn kamer hangt. Nee, deze Sarah is niet meer dezelfde Sarah die Peter vorige maand achterliet. Ik ben er nog niet over uit welke versie ik leuker vindt. Maar daar kom ik nog wel achter. Alleen.
“Een jaar, Peter. En alleen noodgevallen. Drink een glas water, en ga slapen. Het komt allemaal goed”, beloof ik, en ik hang op. Ik plof neer op bed, en staar naar het plafond. Wat was dat?

Gele-kever-Sarah'sreisgeheimen

De volgende middag laat ik Florence achter me, en vervolg mijn weg door Toscane, op weg naar Rome. Mijn dagen in Italië vliegen voorbij. Ik moet eerlijk toegeven dat ik vanochtend nog wat van slag was door mijn gesprek met Peter. De bubbel waar ik in zat was even verbroken, en ik werd weer herinnerd aan wat er thuis op me wacht. Maar Peter is duidelijk ook aan het onderzoeken wat hij wil, waar hij behoefte aan heeft. Ergens voelt dat als een opluchting, als een bevestiging dat wat ik doe, en alle verwarring die ik voel, helemaal niet zo gek is. En dus besloot ik het na een tijdje piekeren gewoon uit mijn hoofd te zetten, dat gesprek in mijn hotelkamer in Florence achter te laten, en verder te gaan naar mijn volgende avontuur. In Rome. Ik heb besloten de toeristische route te nemen en snelwegen te vermijden, om optimaal van de omgeving te genieten. Net wanneer ik rechts afsla, begint de Kever ineens te pruttelen. Ik zie de snelheid teruglopen op mijn dashboard, hoe hard ik ook gas geef. “Nee, nee!”, roep ik, maar de auto luistert niet. Natuurlijk niet. Na een paar laatste pruttels, waarbij ik de auto snel de berm in stuur, komt hij tot stilstand. Ik sla geïrriteerd op het stuur, waarbij ik even vergeet dat daar de toeter zit. Ik schrik me rot wanneer het geluid over de wijngaard naast de weg schalt. Mopperend stap ik uit en loop om de auto heen, maar wie houd ik voor de gek? Ik weet niet eens hoe ik de voorklep open moet krijgen, en zelfs als ik dat zou weten, zou de inhoud ervan me vrij weinig vertellen. Verslagen speur ik de weg af, op zoek naar een teken van leven. Niets. Waarom moest ik nu zo nodig over deze verlaten wegen rijden? Net wanneer ik mijn telefoon wil pakken op de ANWB te raadplegen, hoor ik in de verte een motor aankomen. Hoopvol draai ik me om, en ja hoor, daar komt een tractor de bocht om. Enthousiast begin ik te zwaaien, en gelukkig mindert de tractor vaart en komt dan net voor mijn auto tot stilstand. Wanneer ik naar de tractor ren, bedenk ik me dan ik bij een Italiaanse boer weinig kans heb op iemand die Engels spreekt. Dan maar met handen en voeten gebaren wat het probleem is. En hopen dat deze persoon verstand heeft van voertuigen. De deur van de tractor gaat open en de bestuurder stapt naar buiten. Het is een jonge man, ik schat hem een jaar of dertig. Niet onaantrekkelijk, maar hij ziet er stoffig en bezweet uit, ongetwijfeld van het werken in deze zinderende temperaturen. “Sì?” vraagt hij. Ik probeer het in het Italiaans. “La mia auto. Eh. Rotte?” De blik van de man volgt mijn uitgestoken vinger, naar mijn gestrande Kever. “Ah!”, knikt hij, en hij loopt naar mijn auto. Ik gebaar naar de voorkant van het voertuig, en ga verder in het Engels. “Ik weet niet hoe ik dit open moet krijgen.” De man grijnst, en loopt tot mijn verbazing naar de achterkant van de auto, haalt mijn koffer los, en maakt de klep open. “Motor. Hier”, gebaart hij.
Ik voel dat mijn wangen rood worden. “Ah.” Ik ga naast hem staan, en doe alsof ik begrijp wat er aan de hand is, terwijl hij driftig aan het rommelen is. “Grazie, grazie”, mompel ik een paar keer, terwijl hij me wegwuift. De zon brandt op mijn hoofd en ik drink gedachteloos uit mijn flesje lauwwarm water. De man wenkt me en gebaart naar de motor. “Is goed. Jij check benzine?” Ik voel mijn ogen groot worden, en durf bijna niet te antwoorden. Even denk ik erover om gewoon te liegen en ‘ja’ te zeggen, maar de man is al naar het dashboard gelopen en schiet in de lach. “Ja. Probleem.” Ik kan mezelf wel voor mijn kop slaan, en verontschuldig me met een knalrood hoofd. Maar weer wuift de man me weg, en loopt al naar zijn tractor. Gaat hij me hier achterlaten? Maar nee, hij haalt een sleepkabel uit de wagen. “Benzine. Thuis. Jij kom”, verklaart hij in zijn gebrekkige Engels, terwijl hij mijn auto aan de tractor verbindt.

Niet veel later rijden we het erf van een knusse boerderij op. Er scharrelen kippen en overal staan heerlijk geurende planten. Ik snuif en kijk vol verwondering om me heen, maar de man is alweer druk bezig en loopt richting een schuurtje, waar hij vervolgens een grote jerrycan uit sleept. Ik help hem en til de jerrycan naar mijn auto, waar we de tank vervolgens helemaal vullen. Weer overlaad ik hem met een stortvloed aan bedankjes, die hij weer wegwuift. Ik vraag wat ik hem moet betalen, en die vraag lijkt hem zowaar te beledigen. “Niks, niks. Kom. Drink. Heet”, en hij gebaart naar de zon. Heel even denk ik eraan om te bedanken, aangezien de man al zoveel heeft geholpen, maar de gedachte aan een koud drankje doet me het water in de mond lopen en ik neem zijn aanbod dankbaar aan. “Ik ben Sarah”, zeg ik, terwijl ik mijn hand uitsteek. De man pakt hem aan. “Fabricio.”

Sarah’s geheime reisverhalen volgen

Iedere week vertelt Sarah over haar reisgeheimen! Ze neemt je mee door heel Europa en verder de komende weken. Benieuwd naar meer? Bekijk dan deel 8

Laat ons weten wat je van vervolgverhalen vindt via een e-mail naar onze redactie.
 

Meer over: