Ga naar de inhoud

Deel 3 van Sarah’s spannende reisgeheimen: in de trein naar Spanje


Sarah, is een vrouw van in de veertig en lijkt het perfecte leven te hebben. Leuk huis, leuke man, goede baan. Alleen voelt ze zich alles behalve gelukkig. Ze is zichzelf in al die jaren verloren, en is eigenlijk nooit alleen geweest, omdat ze haar man op jonge leeftijd ontmoette. Na een gesprek met haar man besluit ze een jaar lang op reis te gaan om van de vrijheid te genieten, waar ze zó naar heeft verlangd. Ze mag een jaar lang alles doen wat ze wil, zodat ze daarna kan besluiten of ze wil scheiden of verder wil met het huwelijk. En dat leidt tot spannende, sexy avonturen.

Iedere week verschijnt er een nieuw reisverhaal van Sarah. Zij houdt ons op de hoogte van alles wat zij mee maakt. Heb je de vorige delen niet gelezen? Dit is deel 1 van Sarah’s reisgeheimen en deel 2.

Hoofdstuk 3 – in de trein van Frankrijk naar Barcelona

De dagen na het avontuur in het museum ontdek ik Parijs in mijn eentje en plan ik mijn volgende trip. Twee weken later hijs ik mijn koffer het perron van het treinstation op om het bruisende, romantische Parijs te verruilen voor de Spaanse zee. De hogesnelheidstrein zal me in 6 uur naar Barcelona brengen. De moed zakt me in de schoenen bij het zien van het volle perron, de schreeuwende, rondrennende kinderen en de dames op leeftijd die verwoest met een waaier wapperen tegen de zinderende zomerhitte. “Excusez moi, pardon, pardon”, mompel ik, terwijl ik iedereen passeer, mijn koffer achter me aan slepend. Uiteindelijk vind ik een paar centimeter ruimte, waar ik net tussenpas. Dan klinkt er ineens een uitroep: “Ay! Maldita sea!”. De man naast me kijkt verontwaardigd naar mijn koffer, die ik per ongeluk op zijn tenen heb gezet. Ik graaf in mijn hoofd naar Spaanse woorden, maar het Frans zit nu zo in mijn hoofd, ik kom er niet op. Dus ga ik over op het Engels. „Sorry, sorry! Ik zag het niet.” De man rolt met zijn ogen en draait zich weg. “Uf, turistas.” Ik voel irritatie opkomen. Ik kan er toch ook niets aan doen dat het hier zo vol en warm is. “Ja, ik ben een toerist, ja. En wat dan nog? Volgens mij ben jij ook niet in je eigen land”, snauw ik hem toe. De man trekt een wenkbrauw op en wijst naar het bestemmingsbordje boven het perron. “Maar ik ben wel op weg naar mijn eigen land”. Nu is het mijn beurt om met mijn ogen te rollen, en ik pak mijn koffer weer om ergens anders te wachten tot de trein arriveert. Ik heb geen zin om zo’n snob met pittig temperament mijn humeur te laten verpesten.

Het is misschien niet geheel per ongeluk dat mijn koffer weer over zijn tenen rijdt wanneer ik me verder de menigte in probeer te banen. Ik kijk over mijn schouder en glimlach liefjes. “Fijne reis!” Deze zelfstandige reis laat me dingen doen waar ik voorheen nog niet van durfde te dromen. Ik kom voor mezelf op!

Sarah's-reisgeheimen

De trein zelf is gelukkig een stuk minder verstikkend dan het hete treinstation. Er is airco en iedereen heeft een vaste plek. Met mijn treinkaartje in mijn hand kijk ik naar de cijfers boven de plekken, tellend tot ik nummer 73 gevonden heb, mijn stoel. Een plek bij het raam. Ik laat mijn tas van mijn schouders glijden, zodat ik die in het bagagevak boven de plek kan leggen, wanneer mijn ogen op die van de passagier vallen waar ik de komende 6 uur naast zal zitten. Hij vangt op precies hetzelfde moment mijn blik en de horror die ik daar zie weerspiegelt mijn eigen gevoel. “Oh, mierda.” .. niet hij!

Ik kauw op mijn pen, die ik gepakt had in de hoop dat ik in deze tijd spontaan inspiratie voor mijn nieuwe boek zou krijgen, en kijk uit het raam naar het langsrazende landschap. Het afgelopen jaar voelde ik me alles behalve gelukkig en zat dat mijn creativiteit en fantasie voor een nieuw boek in de weg. De dagen in Parijs voelde ik dat dit weer begon te borrelen .. Ik benut deze treinreis om vast wat op papier te zetten. 

Ik moet naar het toilet, maar we zitten nog geen uur en ik voel de irritatie als een soort schild om de man naast me hangen. Tot nu toe is het ons gelukt niets tegen elkaar te zeggen, maar ik zal de komende 6 uur toch echt een keer naar de wc moeten. Ik ga bij mezelf de opties na. Ongevraagd over zijn benen heen klimmen: dan hoef ik niet tegen hem te praten, maar wordt hij ongetwijfeld boos. Vragen of ik erlangs mag: de meest gangbare manier, maar de onderdanige toon staat me niet aan. Dat laat één optie over. “Ik moet naar de wc”, kondig ik aan. Meteen kan ik mezelf wel voor de kop slaan. Ik klink als een peuter die net zindelijk is geworden. Ik zie een mondhoek van de man omhoog gaan. “Oké?”, vraagt hij. Ik zucht. “Dus, ik moet erlangs.” Weer trekt de man die irritante wenkbrauw van hem op en gebaart naar de 10 centimeter die er tussen zijn knieën en de stoel voor hem over is. “Ben je serieus?” snauw ik. Maar hij doet alsof hij me niet hoort en verdiept zich weer in zijn boek. Prima, denk ik in mezelf. Dan maar zo! Ik wurm me langs hem heen en voel zijn benen langs de mijne strijken. Heel even denk ik erover om weer keihard op zijn tenen te gaan staan, maar ik besluit me in te houden en de volwassen persoon te zijn. Wanneer ik het gangpad naar de wc doorloop, kan ik het niet nalaten om even achterom te kijken. Daar zit de man, zijn ogen boven zijn boek uitstekend en kijkend naar… mijn achterste? Wanneer hij doorheeft dat ik hem zie kijken schiet zijn blik snel terug naar zijn boek, alsof hij al die tijd al aan het lezen was. Ik draai met vuurrode wangen mijn hoofd om. 

Niet veel later en zonder al te veel gedoe zit ik weer op mijn plek. Ik staar naar mijn notitieboek en klik gedachteloos mijn pen een paar keer open en dicht. “Kun je daar álsjeblieft mee stoppen”, snauwt mijn medepassagier. Ik kijk hem aan, knijp mijn ogen dicht en knip expres nog een keer geagiteerd met mijn pen, voordat ik hem met een klap op tafel leg en met een zucht achterover in de stoel leun. De man rolt met zijn ogen. “Wil de liefdesbrief naar je vriendje niet lukken?” Ik weersta de verleiding om ook weer met mijn ogen te rollen en draai me met een grijns naar hem toe. “Als je wilt weten of ik vrijgezel ben, mag je dat ook gewoon vragen, hoor.” De man trekt een vies gezicht, dus ik leun nog iets dichter naar hem toe. “Ontken nou niet dat je net naar mij zat te kijken”, fluister ik verleidelijk. Hij gooit zijn handen in de lucht, duidelijk helemaal klaar met me. “Laat maar, vergeet dat ik iets vroeg.” Ik lach en zak weer terug in mijn stoel. 

“Ik probeer te beginnen aan mijn boek, als je het echt wilt weten.” Hij trekt zijn wenkbrauwen op. “Een schrijver?”. 
“Je hoeft niet zo verbaasd te klinken, hoor”, mompel ik.
“Nee, je hebt gelijk. Ik weet zeker dat je ontzettend goed bent in het schrijven van één van die deprimerende, saaie verhalen die ik altijd in bed lees, zodat ik extra snel in slaap val.” Hij lacht om zijn eigen opmerking.
Ik pluk onverschillig aan mijn topje en zeg zonder op te kijken: “Dat is grappig. Vooral omdat je al de hele reis in mijn boek aan het lezen bent, zonder in slaap te zijn gevallen.” Razendsnel slaat hij het boek dicht en kijkt naar de voorkant. „Jij bent Sarah Waanders?” vraagt hij vol ongeloof. Ik kan mijn zelfingenomenheid niet verbergen en grinnik. Ik zat al een uur te wachten op het juiste moment om dit tegen hem te gebruiken, sinds ik bij terugkomst van het toilet zag dat het mijn boek was dat hij in zijn handen had. In stilte bedank ik mijn uitgever, die me vorig jaar overtuigd heeft dat Spanje écht een goede markt voor mij zou zijn. De man lijkt het echter nog steeds niet te geloven. “Jij hebt dit geschreven?” vraagt hij met opgetrokken wenkbrauwen.
“Nogmaals, je hoeft niet zo verbaasd te klinken.”
“Je kunt het me niet kwalijk nemen dat ik verbaasd ben.” 
Ik sla mijn armen over elkaar. “Nee, je hebt helemaal gelijk. Natuurlijk geloof je niet dat ik, een normale vrouw die je helemaal niets misdaan heeft, ook maar iets van waarde zou kunnen doen. Jouw reactie is precies die ik zou verwachten bij een type als jij.” Hij heeft het fatsoen om beschaamd zijn ogen neer te slaan, maar dan zie ik een klein lachje verschijnen. “Dat je me niets hebt misdaan is niet waar. Je hebt je koffer over mijn tenen gereden. Twee keer.”
“En ik zou het zo weer doen!” snauw ik. De man houdt zijn handen omhoog en lacht. “En terecht. Ik zou het ook doen.” Verbaasd knipper ik met mijn ogen. De man steekt zijn hand uit. “Ik wil mijn excuses aanbieden. Oprecht. Laten we opnieuw beginnen. Ik ben Matías.” Argwanend kijk ik naar zijn hand. “Doe je nu alleen aardig, omdat je hebt ontdekt dat ik een succesvolle schrijver ben?”
“Nee, ik doe aardig omdat je me net terecht op mijn lullige gedrag hebt gewezen, en daarom wil ik me nu verontschuldigen.”
“Fijn dat je het zelf inziet.”
“Dat zeg ik net.”
“Oké.”
“Ga je mijn hand nog schudden, of niet?”
Ik rol met mijn ogen en pak zijn hand vast. Die is stevig en warm, en de mijne verdwijnt er volledig in. Matías staart me indringend in mijn ogen aan wanneer hij mijn hand schudt, en hoe graag ik het ook wil, wegkijken lukt me niet. “Aangenaam”, glimlacht hij. 

Sarah’s geheime reisverhalen volgen

Iedere week vertelt Sarah over haar reisgeheimen! Ze neemt je mee door heel Europa en verder de komende weken. Benieuwd naar meer? Bekijk dan binnenkort deel 4! 

Laat ons weten wat je van vervolgverhalen vindt via een e-mail naar onze redactie.
 

Meer over: