Warmteonweer is een typisch zomerverschijnsel omdat voor de ontwikkeling ervan een sterke verhitting van het aardoppervlak en van de daaraan grenzende luchtlaag nodig is. Ze komen het vaakst voor aan het eind van een mooi-weer-periode als het daarvoor verantwoordelijke hogedrukgebied naar het oosten is weggetrokken. De luchtdruk is gedaald tot 1013 mbar of minder en de wind zuidoost tot zuid geworden is.
Ontstaan: Vochtige, hete lucht, die absoluut gezien veel waterdamp kan bevatten, stijgt en vormt wolkenbuien. In tegenstelling tot de gedwongen optilling aan de voorzijde van een opdringend koufront, zijn de buiencomplexen door verhitting ontstaan, niet in een rij gerangschikt. Ze zijn min of meer onregelmatig boven een landstreek verdeeld. Bij voorkeur boven die delen die het sterkst verhit worden, zoals grote steden en zandvlakten. Nadat zij zich ontladen hebben, lossen ze in de nacht weer op. De temperatuur loopt de volgende dag opnieuw op. Boven streken waar de vorige dag regen is gevallen, stijgt extra waterdamp op en zo kunnen buienwolken zich opnieuw vormen. Meestal is het daarbij broeierig warm. Buienwolken worden het best gevormd nadat de temperatuur zijn hoogste waarde heeft bereikt, dus in de namiddag of in de avond.....