Langzaam kleedt zij zich uit in het lover,
Rilt verrukt en verlangt een rover,
Denkt aan nimfen en faunen.
Nimfen die zich genotvol over-
Gaven aan faunen, naakt onder lover,
Begrijnsd door oude alraunen.
‘t Rimpelend water spiegelt haar week :
Met haar voetjes in de ondiepe beek
Voeren de golfjes guerilla.
Op een steen zit haar echtgenoot,
Ziet haar spelen, ergert zich dood
En zuigt op zijn manilla.
Volgens mij:
Een vrouw kleedt zich uit, ergens bij een meertje met veel bebossing, groen = lover.
Begrijnsd = omgeven, begrenst
alraunen = boomsoort
Ze wil naakt gaan zwemmen. En ze denkt aan voorstellingen uit de geschiedenis waar waternimfen de liefde bedrijven bij en in zo'n meertje. (genotvol en verlangt en rover)
Door in het water te stappen verplaatst het water zich in allemaal kleine rimpeltjes en dan zie je jezelf wat veranderd weergegeven in de glans van het water.
Die man van haar zit er in de buurt en verveelt zich.
Zuigt op zijn manilla. Mogelijk een sigaar.
Misschien heb ik het helemaal mis hoor, maar zo zou ik het opvatten.
Vreselijk, die "oude" gedichten.