Bij dieren zijn. Liefst grote.
Ik ben graag in een stal : het ruwe hout, ritselend stro, af en toe een snuif-geluid, de warmte van veel rustig-ademde dieren, de geuren van mest en hooi. En dan stil tegen zo'n dier aan staan, m'n hoofd tegen de hals, en te kijken naar die lange wimpers, een oor te zien bewegen, het warme, sterke lichaam tegen me aan.
Paarden zijn daarvoor geweldig, maar mijn grootste rustgevers zijn koeien.
Het leven gaat door, zegt die sterke warme huid tegen mij.
En het dier ademt warm om me heen. En ademt.