Zowel een lockmachine als een naaimachine heeft één of meerdere naalden met een oog vlakbij de punt, die een draad door een stuk textiel kunnen prikken. Aan de andere kant van de stof ontstaat dan een lusje. Bij een naaimachine wordt dat lusje vervolgens helemaal om een kleine spoel heen getrokken. Omdat er uit die spoel ook een draad komt, hebben we nu twee draden die om elkaar heen geslagen zijn. Omdat de lus helemaal om de spoel heen getrokken moet worden heeft de spoel maar een beperkte grootte, en moet dus regelmatig vervangen worden als de draad op raakt.
Bij een lockmachine is een kleine losse spoel niet nodig: het lusje dat door het stof werd getrokken wordt 'geborgd' door een volgende lusje, dat lusje wordt op zijn beurt weer geborgd door een volgende lusje, enzovoort. Het principe lijkt veel op haken of breien (textiel).
In principe is één klos garen genoeg om zo te naaien; de machine maakt dan een kettingsteek. Ook heel oude naaimachines, speelgoednaaimachines en naaimachines die in de hand kunnen worden gehouden werken vaak zo.
De verschillende lussen die elkaar borgen kunnen ook van meerdere klossen garen afkomstig zijn. De meeste moderne lockmachines hebben vier grote klossen garen. Drie draden maken samen een kantafwerking, en de vierde draad naait daarnaast een kettingsteek, die een dragende naad vormt.