Als eerste stap haal je eerst alle helen er uit. Dat kan alleen als het bovenste getal(teller) groter is dan je (noemer). Dat doe je door het onderste getal van de bovenste af te halen. (bijv. 26/12 word dan, 26-12-12=2, je hebt er nu dus twee hele uitgehaald.)
Dan houd je nog een breuk over, 2/12. Vereenvoudigen betekend eigenlijk niks anders dan kleiner maken. Je gaat dus beide(teller en noemer) delen door het zelfde getal (zoals bij verhoudingstabellen). Bij 2/12 is vrij snel te zien dat ze beide te delen zijn door 2.
6/18 is deelbaar door 1, 2, 3, en 6. In een geval als deze deel je door het grootste getal. Lukt dit niet in 1 keer, dan deel je gewoon vaker. (6/18=3/9=1/3 en 6/18=2/6=1/3) uiteindelijk kom je op het zelfde uit. Je doet er misschien een stap langer over, maar dat is nooit erg.