Tussen het water zweven heel wat luchtmoleculen, die "streven" naar een toestand met zo laag mogelijke energie. Luchtmoleculen bevinden zich in een lage energietoestand als ze ofwel volledig door watermoleculen omgeven zijn, ofwel volledig door luchtmoleculen. Wanneer ze voor een bepaald percentage door het ene of het andere omgeven zijn, zitten ze in een hoge energietoestand. Deze energie wordt beschreven door de oppervlaktespanning.
Wanneer luchtmoleculen volledig door luchtmoleculen omgeven zijn, zitten ze in een lagere energietoestand dan bij watermoleculen.
Bij een lage oppervlakte spanning ontstaat schuim, dat is het tegenovergestelde. Rond andere moleculen, of aan randen kan het gebeuren dat luchtmoleculen een nog lagere energie aannemen. Daar kunnen de moleculen zich verzamelen en opstapelen totdat er genoeg zijn zodat de totale energie van de luchtbel lager is, dan die zou zijn van de moleculen als ze verspreid zouden zijn in water.
Luchtbellen ontstaan dus omdat ze energetisch gunstig zijn voor de luchtmoleculen in het water.
Toegevoegd na 1 minuut:
http://www.ikhebeenvraag.be/vraag/4101