Hoeveel procent van de Nederlandse bevolking is of noemt zich hetero?

Door het Sociaal Cultureel Planbureau is een onderzoek gedaan in 2012
Mate waarin de seksuele voorkeur uitgaat naar mannen respectievelijk vrouwen, naar sekse, bevolking van 16 jaar en ouder, 2010 (n = 1966, in procenten)
Mannen uitsluitend andere sekse: 90,5%, vrouwen: 82,9%
vooral andere sekse: mannen 4,1%, vrouwen: 11,9%
vrouwen én mannen: mannen: 1,4%, vrouwen: 3,6%
vooral eigen sekse: mannen 0,9%, vrouwen: 0,2%
uitsluitend eigen sekse: mannen 3,0%, vrouwen 1,4%

Volgens het laatste ‘Seks in Nederland’ onderzoek, gaf 7,1% van de mannen en 5,9% van de vrouwen aan zichzelf biseksueel, homoseksueel of lesbisch te noemen. Het percentage dat zichzelf niet homoseksueel noemt, maar wel (deels) homoseksuele gevoelens heeft, ligt hoger.

De percentages wijken dus nogal af.
In een onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau uit 2012 wordt gesteld dat de uitslag sterk afhangt van hoe wordt vastgesteld of iemand hetero-, homo- of biseksueel is. Afhankelijk van de gekozen vraagstelling komen er verschillende percentages naar voren.

Toegevoegd na 34 minuten:
Om een inschatting te kunnen maken hoeveel mensen homoseksueel zijn, is een definitie van homoseksualiteit belangrijk. De volgende definitie wordt gehanteerd:
„Consistent in de seksuele voorkeur, voelt zich tot seksegenoten aangetrokken en benoemt zichzelf als homo- of biseksueel”.

In 2006 en in 2011 heeft Rutgers WPF, het Nederlandse kenniscentrum voor seksualiteit, een bevolkingsbreed onderzoek uitgevoerd waarvan de resultaten niet veel afweken.
In Nederland beschouwt zich 4 procent van de mannen als homoseksueel en 3,1 procent als biseksueel.
Voor vrouwen is dat 2,6 en 3,3 procent.
Volgens de eerder gestelde definitie gaat het dus om 7,1 procent van de Nederlandse mannen en 5,9 procent van de vrouwen.
In 2006 verklaarde ongeveer 7 procent van de mannen en 6 procent van de vrouwen homo- of biseksueel te zijn – circa 1 op de 14 tot 1 op de 17 dus.