Waarom waren de Confessionelen voor uitbreiding v. Kiesrecht tijdens de verzuiling?

Het is nog maar de vraag of de confessionelen nou echt voor of tegen de uitbreiding van het kiesrecht waren. Ik neem aan dat je de laatste stap bedoelt, met het algemene vrouwenkiesrecht (wet Marchant - 1916 bij wet, en 1919 grondwet).

De bronnen die ik heb geraadpleegd geven aan dat er in ieder geval grote verdeeldheid was. Behalve bij de SGP; zij bleven tegen. Interessant zou zijn om de stemmingen over deze wet eens te bekijken, maar dat valt een beetje tegen. Handelingen 2e kamer zijn wel op te vragen (dat alleen is al een hele klus), maar wat ik tot nu toe heb gezien, gaat het over voor- en tegenstemmers met naam, en zou je dus ook nog uit moeten zoeken bij welke partij zij hoorden.

In ieder geval is duidelijk dat er tegenstand was, en of dat vanuit opportunistische of principiele redenen was, valt ook niet zo snel te achterhalen. Wel is duidelijk dat het leed snel geleden was, want de confessionele partijen hadden er alleen maar baat bij, en ik heb ook de indruk dat niemand er daarna nog over zeurde.

Hieronder een aardig stukje uit de krant van 1920. Niet meer dan interessant, want ook daar blijft de vraag wat Gerbrandy op die bijeenkomst heeft gezegd. Je kunt dit uitleggen dat men voor was, maar ook dat de AR een gezagsgetrouwe partij was; volgens de Bijbel dien je de overheid te gehoorzamen, ook al ben je ergens tegen.