Hoe herken je een deductie, inductie en analogie?
Hoe herken je deze 3?
Ik heb als omschrijving in mijn boek:
Inductie: aantal waarnemingen, algemene conclusie.
deductie: algemene regel, conclusie over specifiek geval.
analogie: aantal overeenkomsten, dus dit keer zal het ook zo zijn.
Heeft iemand een duidelijkere uitleg? bijv signaalwoorden of iets in die trant waar aan je ze kan herkennen?
Wanneer je de uitleg volgens je boek niet snapt, denk daar nog over en probeer ze, via een zelfverzonnen voorbeeld, je eigen te maken.
Heb je meer informatie nodig om de vraag te beantwoorden? Reageer dan hier.