Dat is niet in één zin uit te leggen. Een paar eeuwen geleden eindigden het soort woorden als begrafenis en droevenis niet op -enis. Ze waren gevormd met het achtervoegsel -nis. Dit achtervoegsel kwam soms achter een werkwoordstam (erf - erfnis, begraaf - begraafnis), soms achter een bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord (droef - droefnis, duister - duisternis), en soms achter een voltooid deelwoord (bekend - bekendnis, gebeurd - gebeurdnis). De laatste medeklinker voor -nis werd stemloos uitgesproken, en daardoor vaak ook als een stemloze letter geschreven: bekentnis, gebeurtnis.
In een later stadium werd in een aantal woorden op -nis een e ingevoegd om de uitspraak te vergemakkelijken;
de medeklinker daarvoor bleef daarbij echter in de meeste gevallen stemloos. Vandaar begrafenis, erfenis, droefenis, bekentenis, gebeurtenis, etc.
De geschiedenis van belevenis is echter anders. Dit woord bestaat niet al eeuwen, zoals de voorbeelden hierboven, maar is pas in de twintigste eeuw gevormd. En het is ook geen afleiding van beleven of beleef met het achtervoegsel -nis, maar een leenvertaling van het Duitse Erlebnis. Door erleben te vertalen als beleven wordt Erlebnis al snel belevenis – met een v, net als het werkwoord.
Toegevoegd na 1 minuut:
Droevenis in de tweede zin moet droefenis zijn.
Toegevoegd na 2 minuten:
Het slaat nergens op om dit wetenschappelijk correcte antwoord met een negatieve duim te veroordelen...
- Bronnen:
-
http://www3.onzetaal.nl/2007/12/OT0712.pdf