Radbraken of breken op een rad was een Middeleeuwse manier om de doodstraf te voltrekken. De straf gold als bijzonder oneervol en was bedoeld voor de allerzwaarste misdadigers.
De veroordeelde werd op een houten wiel (rad) gebonden. Met een ijzeren staaf werd vervolgens op de ledematen geslagen totdat alle botten hierin versplinterd waren. Als alle ledematen kapot geslagen waren, kon een genadeslag op de hartstreek worden gegeven, waardoor de veroordeelde stierf. Dit was doorgaans de negende slag. De genadeslag volgde lang niet altijd. Ook kon de veroordeelde tot slot worden onthoofd, of min of meer levend worden achtergelaten waarna pijn, bloedverlies, dorst en vogels de rest deden.
Nog in de achttiende eeuw werd het radbraken uitgevoerd in de Nederlandse Republiek.