De begrippen gerechtigheid en rechtvaardigheid worden door elkaar gebruikt. Er kunnen sociale, politieke, economische, morele, juridische en andere vormen van rechtvaardigheid worden onderscheiden. Bij de Grieken bestond het begrip rechtvaardigheid als een bovenwerelds beginsel dat de elementen van het universum regelt. Voor Plato (427-347 v.C.) was rechtvaardigheid dat een ieder deugdzaam leeft volgens zijn plaats in de samenleving en zijn relaties met anderen. De kerkvader Augustinus (354-430) zag rechtvaardigheid als de onveranderlijke, door God gegeven natuurwet. Rechtvaardigheid is eigen aan de ziel, via welke God tot ons geweten spreekt. De denkers van het natuurrecht vanaf de 17e eeuw beschouwden rechtvaardigheid als een uitvloeisel van de rede. De huidige betekenis van rechtvaardigheid is die van een richtlijn bij de formulering en interpretatie van wetten. De wet zou bijv. vaststaande straffen voor bepaalde vergrijpen kunnen voorschrijven, maar dit zou onrechtvaardig zijn omdat dan geen rekening kan worden gehouden met omstandigheden, draagkracht, gedeelde schuld e.d. Rechtvaardigheid kan ook buiten de wet om worden bereikt. Zo pleit een kerkelijke organisatie als Justitia et Pax (Gerechtigheid en Vrede) voor een wereld waarin mensen worden beschermd tegen onderdrukking en ontbering, een doel dat niet alleen door de wet moet worden bereikt maar ook door sociale actie. In 1991 pleitte een waarheidscommissie die was ingesteld door de president van Chili voor justicia, in de specifieke betekenis van berechting van schenders van mensenrechten maar ook in de ruime betekenis van herstel van rechtsgevoel. Een belangrijke moderne denker over rechtvaardigheid is de Amerikaanse filosoof John Rawls.
- Bronnen:
-
http://www.amnesty.nl/mensenrechten/encycl...