Allereerst moet een diagnose gesteld worden door een clinicus, in dit geval bijvoorbeeld een psychiater of een klinisch psycholoog. Centraal bij PTSS staan herbelevingen van het trauma, en zoals bij elke psychische aandoening spreken we pas van een stoornis als er sprake is van een aanzienlijke negatieve invloed op het dagelijks functioneren of van ernstig subjectief lijden.
De vraag is dan hoe je er zeker van kunt zijn dat een gestelde diagnose klopt, en eigenlijk kun je daar geen 100% zekerheid over krijgen. Zoals bij alle psychische stoornissen bestaat er geen absolute objectieve standaard. Binnen de psychologie hebben we alleen beschrijvende en classificerende diagnostiek, dat wil zeggen dat we werken op basis van afspraken over diagnostische criteria. Die criteria zijn echter altijd ten minste voor een deel subjectief, dus de interpretatie van de criteria kan verschillen per clinicus.
In het algemeen wordt de zogenaamde LEAD diagnose als meest valide gezien, dit wordt vaak gebruikt als gouden standaard om andere diagnostische testen aan te toetsen. LEAD staat voor Longitudinal, Expert, All Data, oftewel: een diagnose gebaseerd op langdurige observatie door experts en op basis van alle gegevens. Dus een diagnose die gesteld is door een expert - liefst een team van experts - die alle mogelijke gegevens hebben kunnen meenemen in hun beoordeling: gestructureerde interviews, observaties, afgenomen testen en vragenlijsten, gesprekken met de patiënt, gesprekken met de familie van de patiënt, bestudering van het complete medische dossier (inclusief gegevens van eventuele eerdere psychiatrische behandelingen), etcetera.
Nu is de LEAD-standaard vooral zinvol in wetenschappelijk onderzoek, maar in de klinische praktijk kun je natuurlijk wel proberen zo dicht mogelijk bij die standaard te komen. Dat houdt in dat een diagnose gesteld moet worden door iemand met verstand van zaken - dus bij voorkeur iemand die een ruime ervaring heeft met de specifieke aandoening - en met inachtneming van zoveel mogelijk gegevens. Een diagnose zou dan ook niet na één gesprek moeten worden gesteld en ook niet gebaseerd moeten worden op enkel de uitslag van een vragenlijst, maar altijd gebaseerd moeten zijn op zoveel mogelijk verschillende informatiebronnen. In de praktijk kun je als patiënt natuurlijk altijd een second opinion aanvragen als je twijfelt aan een diagnose. Een bevestiging van de eerste diagnose pleit dan voor de juistheid ervan.