In de radiologie is het nodig dat er contrast is te zien op de foto. Men wil immers de organen en hun structuren kunnen onderscheiden om zo een oordeel over de conditie van het orgaan te kunnen uitspreken. Wanneer er in de radiologie over contrast wordt gesproken, bedoelen we daarmee verschillen in zwarting op de foto. Dit zwartingsverschil ontstaat doordat röntgenstraling in verschillende mate wordt geabsorbeerd door het lichaam. Delen van het lichaam die veel röntgenstraling doorlaten, zullen zwarter op de foto worden afgebeeld dan delen die weinig straling doorlaten. Sommige weefsels echter, laten röntgenstraling ongeveer in gelijke mate door. Om deze weefsels dan toch nog duidelijk van elkaar te kunnen onderscheiden, maakt men gebruik van kunstmatig toegepaste contrastmiddelen. Deze contrastmiddelen kunnen ingedeeld worden in negatieve en positieve contrastmiddelen. Negatieve contrastmiddelen absorberen weinig röntgenstraling. Denkt u hierbij aan gassen zoals lucht of koolstofdioxide. Positieve contrastmiddelen absorberen röntgenstraling juist heel sterk. Bariumsuspensies en jodiumhoudende contrastmiddelen vallen onder deze groep.
Zonder deze contrastvloeistof zijn de afbeeldingen en daarmee de eventuele afwijkingen minder duidelijk te zien.
- Bronnen:
-
http://www.elisabeth.nl/ik_ben_patient/vm_...