U hebt een vordering uit onverschuldigde betaling. Die verjaart na twintig jaar nadat de vordering is ontstaan. U hebt vijf jaar om de vordering in te stellen, te rekenen vanaf het moment dat de vordering bekend werd: met andere woorden, vanaf het moment dat duidelijk werd dat ten onrechte is afgeschreven (artikel 309 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek).
U heeft bovendien recht op de wettelijke rente, omdat het bedrijf ten onrechte uw geld in handen heeft gehad. Die varieert en de berekening is niet zo simpel.