Zie het zo: een weerstand maakt het stroom moeilijk om doorheen te gaan.
Wanneer er evenveel kracht (spanning) op de elektronen blijft staan, dan kun je je voorstellen dat de elektronen het moeilijker hebben om door die weerstand heen te komen. Er zullen er dus minder doorheen gaan: de stroomsterkte neemt af.
Wil je dat er evenveel elektronen door de weerstand blijven gaan (de stroomsterkte blijft gelijk) dan zul je meer kracht op de elektronen uit moeten oefenen, m.a.w. de spanning moet omhoog.
Dit heeft meneer Ohm al neergeschreven in zijn wet: weerstand (R) = spanning (U) / stoomsterkte (I)
Concreet is het antwoord op je vraag dus: beide, afhankelijk van de situatie in de stroomkring.