Is iets wat nooit doodgaat eigenlijk wel levend?

Leven is een eigenschap van organismen die, in ieder geval de mogelijkheid hebben zich voort te planten.
Een gebruikelijke wetenschappelijke definitie van leven is de volgende:
Leven is een open fysisch-chemisch systeem, dat door middel van uitwisseling van energie en materie met zijn omgeving, en dankzij een inwendig metabolisme, in staat is om zich in stand te houden, te groeien, zich voort te planten en zich aan te passen aan veranderingen in de omgeving, zowel op korte (fysiologische en morfologische adaptatie) als op lange termijn (evolutie).
Dood is NIET LEVEN. Dus iets wat niet dood kan gaan is dus nooit levend. Filosofische vraag, filosofisch antwoord.

Voor iemand anders wel maar voor iemand die zelf onsterfelijk heeft dood gaan geen betekenis en omdat doodgaan het tegenovergesteld is van leven zal deze persoon zichzelf misschien niet zo snel als levend beschouwen.
Vergelijk het met een vis in het water. Voor ons is er buiten het water nog lucht waar wij in leven maar een vis zal zich dat niet snel kunnen voorstellen en is het water voor hem zo vanzelfsprekend dat hij het niet zal beseffen.
Maar goed het blijft een eenzijdige interpretatie.

Veel dingen die nooit dood gaan zijn ook nooit levend geweest. Die staat noem je levenloos. Een duidelijk voorbeeld hiervan is een steen. Een steen gaat nooit dood, maar is ook niet levend. (in dat voorbeeld is je antwoord NEE)

Iets wat leeft en nooit doodgaat leeft gewoon. (in dat voorbeeld is je antwoord JA)

http://www.mijnbiologie.nl/--levend---dood---levenloos.html
Je noemt iets levend als het alle levensverschijnselen (levenskenmerken) vertoont. Een levend wezen noem je een organisme. Een organisme dat geen levensverschijnselen meer vertoont is dood. Iets dat nooit heeft geleefd noem je levenloos. De natuur bestaat uit zowel levende als niet levende onderdelen. Alle levende onderdelen in de natuur noem je biotisch, voorbeelden hiervan zijn glucose, bloed en schimmels. De niet-levende onderdelen noem je abiotisch, voorbeelden hiervan zijn water, zuurstof en ijzer.