Hoe ontwikkelden vogels vleugels volgens de evolutietheorie?

Er bestaan hier verschillende verklaringen voor:
- Vleugels evolueerden van glijdende voorouders. Vanuit ‘flappen’ ontwikkelden zich vleugels om meer stuwkracht te produceren.
- Vleugels evolueerden omdat tweevoetige dieren in de lucht sprongen. Ze gebruikten waarschijnlijk kleine, vleugelachtige ledematen voor een beetje extra lift tijdens het springen en voor ‘vleugelondersteund lopen’. Huidige vogels gebruiken dit nog steeds om te vluchten voor roofdieren.
.
Zeer belangwekkend hierbij was de vondst van Microraptor, een bevederde dromaeosauride, waarvan de armen en slagpennen zo groot waren dat ze als echte vleugels gefunctioneerd konden hebben. Dit was een aanwijzing dat het begin van het vermogen tot vliegen zich dieper in de stamboom heeft voorgedaan dan eerst werd aangenomen. Wellicht kon Microraptor zelf niet vliegen, maar in ieder geval wel door de lucht glijden. Omdat het dier niet op de grond kon overleven, zou dit betekenen dat vliegen in bomen ontstond.

De belangrijke stap was het ontwikkelen van veren. Toen een dinosaurus eenmaal veren had, was vliegen (eerst als een vorm van extreem springen) een logische stap.
Veren evolueerden uit schubben; waarschijnlijk omdat veren veel beter isoleren dan schubben. Deze proto-vogel dinosaurussen waren waarschijnlijk ook warmbloedig.