wanneer moet je ik / mij gebruiken of hij / hem in een zin?

Als je er aan voor kunt zetten is het hem/haar/mij.

Bijvoorbeeld: Ik geef dit aan hem/haar.
Geef dit maar aan mij.
Dit shirtje is van mij, ik heb het gekocht.

Je gebruikt 'ik' of 'hij' als je er een vervoeging van hetzelfde werkwoord achter kan zetten. Dit klinkt heel moeilijk, maar een voorbeeld zal duidelijkheid geven: "Hij is groter dan ik (ben)".

Hetgeen tussen haakjes staat denk je er dus bij, maar hoef je niet op te schrijven.

Mij en hem gebruik je om bijvoorbeeld een bezit aan te duiden: "Deze fiets is van mij en niet van hem".

Ik/mij:
Voorbeeld 1.
-Piet fietst harder dan... ik/mij.
Verleng de zin met woorden die in het eerste gedeelte van de zin al werden gebruikt.
Piet fietst harder dan "ik" harder fiets.

Voorbeeld 2.
-Frans speelt beter gitaar dan... ik/mij.
Verlenging:
Frans speelt beter gitaar dan "ik" gitaar speel.

Voorbeeld 3.
-De hond blafte op hem harder dan... ik/mij.
Verlenging:
De hond blafte op hem harder dan hij op "mij" blafte.

Het verlengen lukt ook bij: zij/haar.
Voorbeeld 1.
-Annelies kan beter leren dan... zij/haar.
Verlenging:
Annelies kan beter leren dan "zij"kan leren.

Voorbeeld 2.
-Eva's rok is langer dan die van... zij/haar.
Verlenging:
Eva's rok is langer dan die van "haar" langer is.

Hetzelfde trucje bij: zij/hen
-Wij hebben meer punten dan... zij/hen (hun).
Wij hebben meer punten dan "zij" punten hebben.
"hen" punten klinkt niet.

"mijn" en "hun" zijn bezittelijke voornaamwoorden.
Er staat dan altijd een woord achter, waar "ik"of "zij" de eigenaar van zijn.

"mij"en "hen" zijn persoonlijke voornamwoorden.
"hen"en "hun" maken een verschillende betekenis.
-Is deze paraplu van hen of jullie vader?
(= van hen of jullie vader)
-Is die paraplu van hun of jullie vader?
(= van hun vader of van jullie vader)

Het woordgebruik van onze taal is mooier dan ze makkelijk is.
Hopelijk kom je hiermee toch weer iets verder.
Dit was wel degenlijk een heel goeie vraag!