De Romeinen vonden van zichzelf dat ze militair zeer bekwaam waren. Ze vonden dat ze eigenschappen hadden zoals: taaie volharding, streven naar het mogelijke, zich onthouden van gewaagde ondernemingen.
Aanvankelijk steunde het Romeinse Rijk op de eendracht der burgers, later op de grootheid van enkele mannen.
In de meeste gevallen tastten de Romeinen de vrijheid van levenswijze, godsdienst en gebruiken van de overwonnenen niet aan, tenzij deze in strijd waren met de belangen van het Romeinse Rijk. Wel waren ze onbarmhartig en wreed tegenover weerspannigen.
Opvallend was het grote aanpassingsvermogen van de Romeinen, dat hen al vroeg in staat stelde de cultuur van vreemde volken (Etruriers, Grieken) over en in zich op te nemen.
De volkeren buiten hun grenzen beschouwden ze als barbaren, zoals de Germanen.
Bron: Winkler Prins encyclopedie..