Waarom wordt bij ablatio retinae zwavelhexafluoride als gas gebruikt om het netvlies op zijn plaats te houden en niet gewoon lucht?

Na een operatie moet het netvlies gedurende enige tijd op zijn plaats worden gehouden. Dat is nodig om het goed te laten vastgroeien, om zo de schade te herstellen die is ontstaan door de netvliesloslating en door de operatie.

Zwavelhexafluoride (SF6) is daar heel geschikt voor. Het verdubbelt namelijk in volume gedurende de eerste 36 uur na het inbrengen. Op die manier ontstaat een soort "drukverband" rond de geopereerde plek.

SF6 heeft de prettige eigenschap dat het daarna heel geleidelijk oplost en vervolgens door het lichaam wordt afgevoerd; dit gebeurt in de 10 tot 14 dagen na de operatie. Siliconenolie, dat ook wel werd gebruikt voor dit doel, wordt bijvoorbeeld niet afgevoerd, zodat een tweede operatie nodig is om de ingebrachte siliconenolie te verwijderen. De fysische eigenschappen van SF6 zorgen ervoor dat die tweede operatie niet nodig is.

Een derde prettige eigenschap van SF6 is dat het nauwelijk invloed heeft op de brekingsindex van het glasachtig lichaam in de oogbol. Je kunt dus in die eerste 10 tot 14 dagen na de operatie direct weer redelijk scherp zien, zonder allerlei vreemde vervormingen. Dit is natuurlijk fijn voor de patiënt. Daarnaast kan, juist door het vrijwel onvervormde zicht, direct worden beoordeeld welk resultaat de ingreep heeft gehad op het zicht van de patiënt.