hoe kan je het onderwerp in een vraagzin vinden?

Staat vooraan

Het onderwerp van de zin is degene die of datgene wat in de zin iets doet of is. Het onderwerp kan een mens, een dier of een ding zijn. Het kan bestaan uit een of twee woorden, maar ook uit langere constructies.
Bepalen wat het onderwerp van de zin is, is in de meeste gevallen vrij makkelijk. Het onderwerp en de persoonsvorm moeten namelijk grammaticaal met elkaar overeenkomen. Een trucje om daarbij te gebruiken is het als een vraag te stellen: *Wie* of *wat* doet iets of is iets?
Dat het onderwerp in jouw voorbeeldzin *wie" is, zal na deze uitleg duidelijk moeten zijn!

Vind je het moeilijk om het onderwerp te vinden? Vaak staat het onderwerp naast de persoonsvorm. De persoonsvorm is altijd maar één woord, een vervoeging van een werkwoord. Kinderen uit groep zes, zeven en acht van de basisschool hebben hier al les over gehad.

Wat je zou kunnen proberen is het vraagwoord (wie) te vervangen door een naam: Jan heeft dat gestolen. Dan is het direct duidelijker. Maar dat werkt alleen bij 'wie' en 'wat'.

Als je wel weet wat de persoonsvorm is (heeft) dan is het makkelijk het onderwerp te vinden, nl degene/datgene dat iets zegt over de persoonsvorm.

Voorbeeld 1:
Wat heeft hij gestolen?
Persoonsvorm: HEEFT.
Onderwerp: 'hij', want HIJ heeft gestolen. WAT hééft niet gestolen, maar ís gestolen.

Voorbeeld 2:
Wat is er gestolen?
Persoonsvorm: is.
Onderwerp: 'wat', want WAT is gestolen.

Nederlands is een ingewikkelde taal, maar het goed leren van grammatica zal je enorm helpen ingewikkelde teksten te lezen en ook andere talen te leren.